
Een Andere Kijk biedt artikelen die anders zijn dan u gewend bent van Het Alternatieve Geluid. Deze artikelen bestrijken uiteenlopende onderwerpen, zoals maatschappelijke en religieuze kwesties, evenals andere thema's die verbonden zijn met onze samenleving en de wereld. Ze nodigen u uit om een nieuwe kijk op bepaalde onderwerpen te ontwikkelen en uw perspectief te verruimen
Inleiding
Een Nederlander bestelt een taxi via Uber, streamt een film op Netflix, rekent af met een digitale betaalapp en logt in bij de overheid met DigiD. Steeds vaker voltrekt het dagelijks leven zich via digitale platforms en algoritmen. Tegelijkertijd ontrollen zich politieke schandalen en mondiale plannen die draaien om data en digitale macht. Denk aan het toeslagenschandaal, waarbij algoritmes duizenden onschuldige ouders tot fraudeur bestempelden, of aan uitspraken als “you will own nothing and be happy” – een provocerende toekomstvisie die critici toeschrijven aan het World Economic Forum. Het digitale tijdperk brengt een verschuiving teweeg in de machtsverhoudingen tussen burger, staat en techbedrijven. Wie heeft de touwtjes in handen als kunstmatige intelligentie, digitale valuta en data het nieuwe goud zijn? En hoe behouden we privacy, eigendom en vrijheid in een wereld van technocratisch bestuur en platformkapitalisme? In dit onderzoeksartikel duiken we diep in deze vragen. We schetsen de opkomst van nieuwe digitale technologieën en hoe internationale instituten en overheden die inzetten voor beleid. We analyseren de impact in Nederland – van de toeslagenaffaire tot plannen voor digitale identificatie en Central Bank Digital Currency (CBDC) – en plaatsen dit in internationaal perspectief met voorbeelden uit China en de VS. Tot slot verkennen we de ethische en juridische implicaties, en welke alternatieven of hervormingen kunnen helpen het vertrouwen in instituties te herstellen.
Achtergrond: technologische revolutie en verschuivende macht
We leven midden in wat sommigen de Vierde Industriële Revolutie noemen – een term om de razendsnelle opkomst van onder meer kunstmatige intelligentie (AI), big data, blockchain en digitale connectiviteit te duiden. Deze technologieën beloven efficiëntie en gemak, maar geven ook nieuwe macht aan degenen die ze beheersen. Overheden wereldwijd zien digitale technologie als hulpmiddel om beleid effectiever te maken en nieuwe vormen van controle of sturing mogelijk te maken. Internationale organisaties zoals het World Economic Forum (WEF) hameren op de kansen van digitalisering: van slim datagebruik tot digitale valuta en identiteitssystemen. In 2016 schetste een WEF-bijdrage een scenario voor 2030 waarin consumenten vrijwel alles huren in plaats van bezitten. “You’ll own nothing. And you’ll be happy. What you want you’ll rent, and it’ll be delivered by drone,” voorspelde een WEF-video . Deze uitspraak – “Je zult niets bezitten en gelukkig zijn” – is gebaseerd op een essay van de Deense politica Ida Auken, die een toekomststad beschreef waar individuele bezittingen overbodig zijn door een volledig door de deeleconomie gedomineerd leven . Auken benadrukte dat dit geen utopie van haarzelf was, maar een scenario om debat uit te lokken over de richting waarin technologie ons kán sturen . Toch groeide de frase uit tot een meme en mikpunt van kritiek, alsof het een blauwdruk zou zijn van een elitestrategie om privébezit af te schaffen.
Waar het WEF een optimistisch beeld schetst van een hyper-geconnecteerde toekomst vol “publiek-private samenwerking”, zien critici een verschuiving naar technocratisch bestuur: een wereld waarin beslissingen steeds meer in handen liggen van technische experts, grote bedrijven en niet-gekozen instituties in plaats van gekozen volksvertegenwoordigers. In zo’n technocratie sturen data-analyses, algoritmes en internationale beleidsnetwerken de koers, wat botst met traditionele democratische controle. Burgers vragen zich af: als mijn leven wordt bepaald door ondoorzichtige algoritmes en door ver weg opererende instanties, waar is dan mijn stem of invloed?
Technocratie versus democratie: wie stuurt de algoritmen?
Digitale technologie versterkt de neiging tot technocratisch bestuur. Beleidsmakers vertrouwen op “evidence-based” besluiten, ondersteund door data en AI. In de praktijk betekent dit vaak dat complexe algoritmes bepalen wie in aanmerking komt voor een uitkering, welke transacties verdacht zijn of hoe politieresources worden ingezet. Nederland heeft hier al meerdere tastbare voorbeelden van gezien. Zo experimenteerde de overheid met SyRI (Systeem Risico Indicatie), een algoritme om fraude met uitkeringen en toeslagen op te sporen. In 2020 zette de rechter echter een streep door SyRI, omdat de inzet ervan een te grote inbreuk op de privacy bleek en in strijd was met mensenrechtenverdragen . De case-SyRI liet zien hoe snel fundamentele rechten als privacy onder de algoritmische wals kunnen komen: de rechter oordeelde dat bij het gebruik van dergelijke systemen “niet de burger, maar de overheid centraal” stond .
Ondanks waarschuwingen bleek SyRI geen op zichzelf staand geval. Ambtenaren en bestuurders zien algoritmes vaak als neutrale en efficiënte hulpmiddelen, maar vergeten daarbij kritische vragen te stellen. De Algemene Rekenkamer concludeerde begin 2021 dat overheidsinstanties “onvoldoende kritisch” zijn bij het gebruik van algoritmes en te weinig doen om vooroordelen en discriminatie te voorkomen . Zo’n blind vertrouwen in technologie kan ernstige gevolgen hebben. In de nu beruchte toeslagenaffaire hanteerde de Belastingdienst risicomodellen die duizenden ouders ten onrechte als fraudeur bestempelden. Uiteindelijk bleken ruim 26.000 ouders onterecht beschuldigd van fraude met kinderopvangtoeslag . Ze werden financieel uitgekleed en soms persoonlijk vernederd door een overheid die haar eigen algoritmes niet begreep of kritiseerde. Dit schandaal leidde begin 2021 tot de val van het kabinet-Rutte. Pas na vasthoudend speurwerk van journalisten en Tweede Kamerleden kwam de waarheid boven tafel . Hier zien we technocratie op zijn slechtst: een “algoritmisch systeem” dat buiten het zicht van parlement en burger opereerde en pas laat ter verantwoording werd geroepen.
De toeslagenaffaire staat symbool voor wat er mis kan gaan als democratische controle achterloopt op technische ontwikkelingen. Bits of Freedom, een digitale burgerrechtenbeweging, waarschuwde al dat bij politie-algoritmes en fraudedetectie het gevaar van een soort “gedachtenpolitie” en discriminatie op de loer ligt . Amnesty International onthulde bijvoorbeeld dat de Nederlandse politie in Roermond een experiment uitvoerde waarbij met camera’s en big data alle bezoekers van een winkelgebied stiekem in de gaten werden gehouden in een poging zakkenrollers te vangen . Onschuldige burgers reden nietsvermoedend de stad in, terwijl iedere autobeweging werd vastgelegd, geanalyseerd en bewaard – een vorm van massasurveillance die hun privacyrechten grootschalig schond . Dergelijke projecten werden zonder openbare debat opgestart.
Deze trend roept de vraag op: wie controleert de algoritmes en data? Voorlopig moeten we vertrouwen op waakhonden en rechtszaken achteraf, maar experts pleiten voor proactieve toetsing. “Nederland heeft een algoritmewaakhond nodig,” betoogde Amnesty-directeur Dagmar Oudshoorn in 2020 . Zij stelt dat we niet kunnen blijven hopen dat kritische journalisten of bezorgde Kamerleden toevallig misstanden aan het licht brengen – er moet een institutionele toezichthouder op algoritmes komen die vooraf controleert of technologie eerlijk en rechtmatig wordt ingezet . Dergelijke voorstellen wijzen een weg om technocratisch bestuur weer dienstbaar te maken aan de burger: door transparantie, verantwoording en toezicht te verbeteren, zodat digitale beslissingen net zo controleerbaar worden als politieke beslissingen in de raadszaal.
“Je zult niets bezitten en gelukkig zijn”: platformkapitalisme onder de loep
Een ander aspect van de digitale machtsverschuiving ligt in de economie: de opkomst van het platformkapitalisme. Grote techbedrijven – van Amazon tot Airbnb – presenteren zichzelf als efficiënte tussenpersonen die vraag en aanbod verbinden. We luisteren muziek via Spotify in plaats van CD’s te kopen; we rijden in een Uber in plaats van een eigen auto te bezitten; we bewaren onze documenten in de cloud in plaats van in een eigen archiefkast. Platformen hebben bezit omgetoverd tot een dienst. Deze omslag wordt ook wel de “deeleconomie” of “huureconomie” genoemd. Het idee van “you will own nothing and be happy” krijgt hier concreet gestalte: consumenten bezitten steeds minder fysieke spullen, maar gebruiken des te meer diensten op abonnements- of huurbasis.
Voor veel mensen is dit gemakzuchtig en soms goedkoper. Waarom immers een boormachine kopen die 99% van de tijd stof hapt, als je via een app er één van de buurman kunt lenen? Maar de keerzijde is dat de eigendom verschuift naar grote bedrijven en investeerders. In plaats van dat burgers individueel bezit opbouwen (huis, auto, media, gereedschap), vloeit het kapitaal naar de platformen die al die spullen centraliseren. Critici waarschuwen dat dit leidt tot een nieuwe vorm van afhankelijkheid: als je alles huurt van een bedrijf of via een platform, wat gebeurt er dan met je autonomie? Wie data van je koelkast tot je verplaatsingen bezit, kan enorm veel invloed uitoefenen. Privacy komt onder druk te staan – een punt dat zelfs in optimistische toekomstvisies werd erkend. Ida Auken noemde in haar WEF-essay expliciet: “Ik bezit niets, heb geen privacy, en het leven is nooit beter geweest.” Die zin – bedoeld om discussie los te maken – legt een pijnlijk dilemma bloot: hebben we in een wereld van ultieme efficiëntie en delen nog wel persoonlijke levenssfeer over?
Platformkapitalisme gaat ook gepaard met marktconcentratie. Een handvol Big Tech-bedrijven controleert enorme delen van de digitale infrastructuur. Dit geeft hen quasi-monopolies en daarmee macht die vroeger voorbehouden was aan staten. Big Tech bepaalt bijvoorbeeld de gebruiksvoorwaarden waaronder “jij niets bezit”: Kindle-boeken kunnen op afstand van je apparaat worden verwijderd door Amazon, muziekcollecties verdwijnen als een streamingdienst ermee ophoudt, en een spel dat je “kocht” via een platform blijkt niet overdraagbaar omdat je slechts een licentie had. “Eigendom” in digitale context is vaak onzeker en afhankelijk van de grillen van bedrijven. In feite leveren we traditionele eigendomsrechten – die in wetgeving en grondwetten zijn verankerd – in voor gebruiksrechten die worden beheerst door dikke servicevoorwaarden waar de gemiddelde gebruiker geen zeggenschap over heeft.
De slogan “You will own nothing and be happy” is door sommigen uitgelegd als sinister toekomstbeeld, maar in economische zin zien we elementen ervan al om ons heen. Het is deels een gevolg van laatstadium kapitalisme waarin alles als dienst verkocht wordt . Voorstanders zien hierin kansen voor duurzaamheid (minder overproductie) en gemak, tegenstanders vrezen een wereld waarin burgers niks meer bezitten en huurafdrachten aan bedrijven de norm worden – een soort neo-feodaal stelsel met Big Tech als nieuwe landheren.
Casus Nederland: digitalisering tussen controle en vertrouwen
Hoe manifesteren deze ontwikkelingen zich in Nederland? Het toeslagenschandaal toont aan hoe fout het kan gaan als data en automatisering zonder menselijke maat worden ingezet. De politieke gevolgen waren enorm: niet alleen trad het kabinet af, maar het publieke vertrouwen in de overheid kreeg een dreun. In 2020, tijdens de eerste coronamaanden, gaf nog 58% van de Nederlanders aan vertrouwen te hebben in de politiek. Eind 2022 was dat gezakt naar slechts 21% die politici in het algemeen vertrouwden – het laagste niveau in tien jaar. Slechts een kwart had nog vertrouwen in de Tweede Kamer als instituut. Volgens statistiekbureau CBS houden diverse crises hiermee verband. Het toeslagenschandaal wordt in één adem genoemd met de trage afhandeling van de Groningse gaswinningsschade en de voortdurende stikstofcrisis als factoren die het vertrouwen uithollen . Burgers voelden zich verraden: als zelfs de Belastingdienst – die je zou moeten kunnen vertrouwen – je onterecht kan vernietigen op basis van verkeerde data, waar blijft dan de rechtvaardigheid?
De Nederlandse regering heeft sindsdien beterschap beloofd. Er kwamen commissies, parlementaire enquêtes en hersteloperaties om gedupeerde ouders compensatie en excuses te bieden. Maar de onderliggende systemen en machtstructuren veranderen minder snel. Terwijl de toeslagenouders nog strijden voor genoegdoening, werkt de staat al aan nieuwe digitale infrastructuren die mogelijk opnieuw de machtsbalans tussen burger en overheid raken. Een belangrijk voorbeeld is de introductie van digitale identificatie. Nederland heeft al jaren DigiD, het inlogsysteem voor overheidsdiensten, maar er wordt nagedacht over bredere digitale ID’s die ook buiten de overheid bruikbaar zijn – bijvoorbeeld een Europese digitale identiteit-wallet waarmee burgers zich online kunnen identificeren bij zowel overheid als bedrijfsleven. Dit past in een EU-breed project (de eIDAS 2.0-verordening) dat tot doel heeft dat elke Europeaan een digitale identiteit krijgt die overal in de EU erkend wordt.
Zo’n digitale ID belooft gemak: één app om je identiteitsgegevens veilig te delen, minder wachtwoorden, minder administratieve rompslomp. Maar critici zijn waakzaam. Ze vragen zich af: wordt dit een sleutel waarmee overheden en misschien grote bedrijven een nog gedetailleerder beeld van elke burger krijgen? Als al je persoonsgegevens, van rijbewijs tot medische info, in één digitale kluis zitten, hoe garandeer je dan dat daar niet misbruik van wordt gemaakt? Elke datalek of ongeoorloofde inzage kan verstrekkende gevolgen hebben. Er is publieke discussie nodig over vragen als: Wie heeft toegang tot welke data? en Houdt de burger regie over de eigen gegevens? In de optiek van democratische controle moeten burgers zeggenschap hebben over hun digitale identiteit – sommigen pleiten daarom voor zelf-soevereine identiteitssystemen waarbij data decentraal staan en alleen met expliciete toestemming gedeeld worden. Het risico is anders dat een centrale digitale ID een sleepnet wordt: handig voor de gebruiker, maar ook voor partijen die persoonsgegevens willen verzamelen.
Daarnaast is er de opkomst van digitale valuta. De Europese Centrale Bank (ECB) werkt aan de digitale euro, een vorm van digitaal centralebankgeld. Nederland profileert zich als een voorstander van deze ontwikkeling – De Nederlandsche Bank draaide proefprojecten en het onderwerp komt regelmatig in de Kamer ter sprake. Een digitale euro zou fungeren als aanvulling op contant geld: in plaats van fysieke eurobiljetten krijg je een digitaal tegoed bij de centrale bank. Voorstanders wijzen op innovatie en het behoud van publiek geld in een steeds digitalere economie . Immers, nu domineren private banken en Big Tech (denk aan Apple Pay, PayPal) het digitale betalingsverkeer. Een door de centrale bank uitgegeven digitaal geld zou ervoor zorgen dat burgers altijd een door de overheid gegarandeerd betaalmiddel hebben, ook in cyberspace.
Toch zijn de zorgen niet onbelangrijk. Privacy is de grootste zorg van Europese burgers rond de digitale euro, zo bleek al in 2021 uit een publieksonderzoek van de ECB . Mensen vrezen dat met volledig digitaal geld elke transactie traceerbaar wordt. Waar contant geld anonimiteit biedt – niemand registreert welke biljetten u uitgeeft – zou een digitale munt data kunnen opleveren over al uw betalingen. Zonder strikte waarborgen kan dat de deur openzetten naar vergaande controle op individueel koopgedrag. In Nederland klonk de kritiek dat dit “het einde van privacy” kan betekenen en zelfs “een eerste stap naar een sociaal kredietsysteem” . Deze vergelijking met China’s beruchte systeem (waar we zo op komen) duidt op angst voor een scenario waarin de overheid via geldstromen gedrag gaat sturen of straffen.
Monetaire experts wijzen erop dat het zo’n vaart niet hoeft te lopen – het ontwerpen van de digitale euro is juist gaande met privacy als speerpunt. Alle gegevens zouden gepseudonimiseerd en binnen de EU bewaard moeten worden, belooft de ECB, en contant geld blijft sowieso bestaan . Toch blijft wantrouwen bestaan, mede gevoed door het feit dat de gemiddelde burger weinig directe inspraak heeft in dit ontwerp. De ECB is een onafhankelijke, technocratische instelling – democratische controle daarop is indirect. Nederlandse financiële experts stellen dat niet zozeer de technologie zelf het probleem is, maar het gebrek aan politieke controle op de centrale bank: “Gebrek aan controle op de ECB is de achilleshiel van de digitale euro” . Met andere woorden, zelfs als de intenties nu goed zijn, wie garandeert dat over 10 of 20 jaar niet toch beleidsmakers komen die bijvoorbeeld geprogrammeerd geld willen (geld dat je alleen aan bepaalde dingen kan uitgeven, of dat een vervaldatum heeft)? Zonder wettelijke verankering van burgerlijke vrijheden en privacy kan een digitale munt potentieel een machtig instrument van sociale engineering worden . Dit is bij uitstek een terrein waar technocratie en democratie moeten samenwerken: experts ontwerpen het systeem, maar burgerrechten moeten vanaf dag één worden ingebakken, gecontroleerd door volksvertegenwoordigers.
Internationale trends: van Chinese digitale controle tot Big Tech-dominantie
Om te begrijpen waar het digitale machtsspel toe kan leiden, loont het om naar het buitenland te kijken. China wordt vaak genoemd als doembeeld van digitale controle. De Chinese overheid omarmt nieuwe technologie onomwonden als hulpmiddel voor wat zij noemen “sociale stabiliteit” – critici spreken van een digitale dictatuur. In Chinese steden hangen naar schatting honderd miljoenen bewakingscamera’s uitgerust met gezichtsherkenning. Via de mobiele telefoon wordt van alles gemonitord: locatie, online gesprekken, betalingsgedrag. Dit alles vloeit samen in systemen als het Social Credit System, een databank die het gedrag en de “betrouwbaarheid” van burgers beoordeelt. Consequenties zijn reëel: in 2018 blokkeerde China het kopen van vliegtuig- en treintickets 17,5 miljoen keer voor mensen met lage sociale kredietscores wegens overtredingen als onbetaalde belastingen of boetes . Met andere woorden, wie niet voldoet aan de normen van de staat, kan letterlijk worden beperkt in zijn bewegingsvrijheid. Deze koppeling van digitale surveillance aan directe strafmaatregelen laat zien hoe machtig technologie in handen van de staat kan zijn. China voert ook een proef in bepaalde regio’s met de digitale yuan, een eigen centralebank-digitaal geld, wat potentieel de overheid nóg meer inzicht geeft in economische transacties van burgers.
Het Chinese voorbeeld werpt een schaduw vooruit: het toont een extreem op waar technocratisch bestuur zonder democratische teugels toe kan leiden. Natuurlijk is de Chinese politieke context totaal anders dan de Nederlandse of Europese – een eenpartijstaat zonder vrije pers of onafhankelijke rechtspraak – maar de technologie zelf is neutraal. Cameratoezicht, AI-analyses, sociale profielenscores: die zouden in theorie elders ook ingezet kunnen worden. Het is dus een waarschuwing: digitale technologie kan vrijheden beknotten als de machtsbalans teveel naar de staat overhelt en de burgerrechten onvoldoende beschermd zijn.
Aan de andere kant van het spectrum liggen de Verenigde Staten, waar niet de overheid maar particuliere bedrijven de dominante spelers in de digitale wereld zijn. Silicon Valley huisvest reuzen als Google, Apple, Meta (Facebook) en Microsoft, die wereldwijd platforms en diensten leveren. De invloed van deze Big Tech op het dagelijks leven – en op de democratie – is moeilijk te overschatten. Facebook’s nieuwsfeedalgoritme bijvoorbeeld bepaalt welke berichten en dus welke meningen veel mensen te zien krijgen. In 2016 en 2020 bleek hoe politieke campagnes via social media microtargeting kiezers konden beïnvloeden. Het Cambridge Analytica-schandaal legde bloot dat een politiek consultancybedrijf via een quiz-app ongekende hoeveelheden persoonlijke data kon oogsten: tot wel 87 miljoen Facebook-profielen werden zonder medeweten van gebruikers verzameld en gebruikt om politieke advertenties op maat te maken . Dit schandaal wakkerde het debat aan over datamonopolie en privacy: hoe kan het dat een privébedrijf zoveel impact heeft op verkiezingen en meningsvorming?
Big Tech’s macht manifesteert zich ook in economische en juridische zin. Deze bedrijven bezitten platforms die essentiële diensten zijn geworden – van communicatie tot online winkelen – waardoor ze kunnen optreden als poortwachters. Ze stellen de regels: wie zich niet gedraagt volgens hun voorwaarden, kan van het platform geknikkerd worden (denk aan Twitter dat voormalig president Trump schorste, of YouTube dat bepaalde content weert). Tegelijk aarzelen overheden soms om in te grijpen, omdat deze bedrijven innovatie en groei brengen, maar ook omdat ze transnationaal opereren – ze onttrekken zich deels aan nationale regelgevingen door hun mondiale schaal. In de VS zelf is de regulering beperkt; Europa heeft nog het meest de neiging de teugels aan te halen met wetten als de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG/GDPR) en de nieuwe Digital Services Act. Maar ondanks die pogingen is de realiteit dat enkele tech-oligarchen enorme controle uitoefenen op wat we online zien en doen. “We hebben de controle over digitale media en infrastructuur dwaas genoeg laten concentreren in de handen van een paar Amerikaanse tech-oligarchen,” schreef een commentator onlangs, wijzend op de invloed die miljardairs als Zuckerberg, Musk en Bezos kunnen uitoefenen .
In beide gevallen – China en Big Tech VS – staat de machtspositie van de gewone burger onder druk. In China van bovenaf door een alomtegenwoordige staat, in de VS (en de rest van de wereld die hun diensten gebruikt) door commerciële spelers die primair winst gedreven zijn. Democratie en mensenrechten lopen op verschillende manieren risico: censuur en surveillance in autoritaire staten, filterbubbels en privacyschendingen in marktvrije zones. Europa, waaronder Nederland, bevindt zich tussen deze twee polen en probeert een eigen koers te varen die digitale innovatie verenigt met rechtsstatelijke waarden.
Implicaties: eigendom, autonomie en mensenrechten onder druk
De voorbeelden hierboven illustreren dat de verschuivingen niet abstract zijn, maar direct raken aan ethische en juridische kernvragen. Allereerst het begrip eigendom. Traditioneel is eigendom een hoeksteen van vrijheid: het recht om te beschikken over huis, goederen, middelen van bestaan. Maar wat als eigendom verschuift naar data en digitale assets? Hebben burgers dan hetzelfde beschermingsniveau? In de digitale sfeer is het juridisch kader vaak nog onduidelijk. Heb je eigendomsrechten over je persoonlijke data, of slechts gebruikersrechten? De AVG geeft burgers bepaalde rechten (inzage, correctie, verwijdering) over hun data, maar data worden niet gezien als eigendom in de klassieke zin. Sommige juristen bepleiten nieuwe wetgeving om data-eigenaarschap beter te regelen, zodat burgers niet louter consumenten zijn maar rechtmatige eigenaren van de digitale informatie die zij genereren. Zonder zo’n kader dreigt asymmetrie: techbedrijven vergaren enorme datasets (het “nieuwe olie”) en ontlenen daar macht aan, terwijl individuen weinig tegengewicht kunnen bieden.
Dan is er autonomie. Autonomie betekent zelf kunnen bepalen hoe je je leven inricht. Als alles wat je doet wordt gevolgd, geanalyseerd en misschien wel gestuurd, komt autonomie in de knel. Bijvoorbeeld: wanneer algoritmes jouw nieuwsvoorziening filteren op basis van profiel, beïnvloeden ze welke opinies je tegenkomt – subtiel sturen ze je wereldbeeld. Wanneer een navigatie-app je altijd de “slimste” route stuurt, verlies je misschien het vermogen of de gewoonte om zelf op ontdekking te gaan. In extreme zin, stel dat de overheid of werkgever via een gezondheidsapp inzicht heeft in je leefstijl, en daarop besluiten baseert (bijvoorbeeld hogere verzekeringspremie als je te weinig beweegt): dan is je autonomie om ongezond te leven feitelijk ingeperkt door digitale monitoring. Dit zijn reële discussies in het tijdperk van wearables en data-gedreven gezondheidszorg.
De mensenrechten vormen het vangnet om zulke uitspattingen te voorkomen. Rechten op privacy, vrijheid van meningsuiting, gelijke behandeling, eigendom, bewegingsvrijheid – ze staan allemaal op het spel als digitale technologie onbeheerst wordt ingezet. In Nederland zagen we bij de toeslagenaffaire een schending van het recht op gelijke behandeling: uit onderzoek bleek dat de fraudefilter van de Belastingdienst (deels) selecteerde op dubbele nationaliteit, wat neerkomt op etnisch profileren . Dat is in strijd met non-discriminatiebeginselen. Het SyRI-vonnis baseerde zich op het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM): de rechter vond dat SyRI de privacy (artikel 8 EVRM) onevenredig schond . Zo wordt duidelijk dat onze klassieke rechten ook in het digitale domein moeten worden afgedwongen. Maar dat vereist voortdurende alertheid en actualisering van wat die rechten betekenen in nieuwe context.
Juridisch zitten wetgevers overal te zoeken naar de juiste balans. Moeten we nieuwe grondrechten invoeren, zoals het recht op digitale zelfbeschikking? Estland nam bijvoorbeeld het voortouw met een digitale samenleving maar borgde ook dat burgers eigendom houden over hun gegevens. De EU is bezig met een AI-verordening die hoog-risico AI (zoals gezichtsherkenning of kredietwaardigheidsscoring) strikte eisen oplegt om discriminatie en willekeur te voorkomen. In de discussie over digitale centrale bankmunten wordt gesproken over programmable money versus absolute privacy, en hoe wetgeving dat moet kaderen.
De ethische kant vraagt om reflectie: welke samenleving willen we zijn? Willen we maximaal gemak en veiligheid, ook als dat ten koste gaat van individuele ruimte en anonimiteit? Of kiezen we principieel voor vrijheid met wat meer onzekerheid? Het motto “veiligheid boven vrijheid” klinkt de laatste decennia vaak na terroristische aanslagen of pandemieën – en technologie biedt schijnbaar de oplossing om zowel veiligheid te bieden als efficiëntie. Maar de ethische waarschuwing is dat een totalitaire controle altijd op de loer ligt als we niet oppassen, zelfs in een democratie, als de instituties onevenwichtig worden. Tegelijk mogen we de positieve kanten niet negeren: digitale tools kunnen juist ook rechten versterken – denk aan encryptie die vrije meningsuiting beschermt, of blockchain die eigendomsregistratie transparanter maakt, of AI die biases opspoort en corrigeert. Het is dus geen zwart-wit verhaal, maar een strijd om de voorwaarden waaronder technologie functioneert.
Herstel van vertrouwen: alternatieven en hervormingen
Met zoveel uitdagingen rijst de vraag: hoe kunnen we het vertrouwen in instituties herstellen en borgen dat technologie de burger dient in plaats van onderdrukt? Er zijn diverse voorstellen en initiatieven, variërend van institutionele hervormingen tot burgerinitiatieven en technische oplossingen:
- Transparantie en toezicht: Zoals eerder aangehaald, een onafhankelijke algoritme-autoriteit kan helpen om overheidsgebruik van AI en data te controleren. Daarnaast zou een openbaar algoritmeregister inzicht kunnen geven in welke geautomatiseerde beslisregels de overheid hanteert. Dit maakt publieke controle mogelijk en dwingt tot zorgvuldigheid. De Nederlandse overheid werkt aan regelgeving om algoritmes transparanter te maken, en gemeenten als Amsterdam hebben al pilots gedaan met een algoritmeregister waarin ze publiceren welke AI-systemen ze gebruiken.
- Democratische inbreng: Voor grootschalige digitale projecten (zoals digitale ID of de digitale euro) zou vroegtijdig burgerinspraak georganiseerd kunnen worden. Bijvoorbeeld via burgerberaden of consultaties. In plaats van technocraten in achterkamertjes een systeem te laten ontwerpen dat daarna gepresenteerd wordt als voldongen feit, kan men de samenleving laten meepraten over de randvoorwaarden. Het Europees Parlement oefent nu druk uit op de ECB om privacy-by-design in de digitale euro te garanderen. Nationale parlementen kunnen zich ook uitspreken en rode lijnen formuleren (bv. “geen digitaal geld zonder wettelijke privacygaranties”). Dit vergroot het draagvlak en legitimeert de inzet van nieuwe tech.
- Decentrale alternatieven: Technologisch gezien is een centraliserende aanpak niet de enige weg. Er zijn denkrichtingen die juist decentralisatie propageren, zoals het gebruik van blockchain of andere distributed ledger-technologie om macht te spreiden. Een voorbeeld is de opkomst van cryptovaluta (Bitcoin e.a.) als reactie op gecentraliseerde financiële systemen – hoewel die ook weer problemen en risico’s hebben, laten ze zien dat mensen op zoek gaan naar manieren om buiten staats- of corporate controle om te opereren. Voor digitale identiteit bestaan concepten als self-sovereign identity, waarbij je identiteit cryptografisch is verifieerbaar maar niet in één centrale database zit. Zulke innovaties verdienen aandacht en onderzoek, zodat we niet in een monocultuur van Big Tech of Big State belanden.
- Versterken van privacywetgeving en eigendomsrechten: Het doortrekken van bestaande rechten naar het digitale domein is cruciaal. Organisaties als Bits of Freedom pleiten voor een “digitale grondwet” waarin expliciet staat wat burgers van overheid en bedrijven mogen verwachten qua digitale rechten. Denk aan het recht op offline te mogen gaan (niet gedwongen altijd online zijn voor dienstverlening), het recht op anonieme diensten (zoals contant geld, of anonieme ov-kaarten), en het eigendomsrecht op data. Als motto zou kunnen gelden: “Jouw data zijn van jou.” Hervormingsvoorstellen variëren van een data-dividend (bedrijven laten betalen voor gebruik van jouw data) tot strengere mededingingsregels (opknippen van techgiganten zodat er meer keuzevrijheid ontstaat).
- Publieke alternatieven en commons: Een andere benadering is te investeren in publieke of cooperatieve tegenhangers van de grote platforms. Stel dat de overheid of een consortium van non-profits een alternatief social media-platform ontwikkelt dat privacyvriendelijk en open-source is, zou dat een gezonder digitaal ecosysteem kunnen scheppen? Of stadsbesturen die eigen Uber-achtige diensten opzetten, zodat data in gemeenschapshanden blijven in plaats van bij een multinational. Dit sluit aan bij het idee van digitale commons, waar gebruikers gezamenlijk eigenaar zijn van een platform (zoals bij sommige decentrale protocollen of cooperative platforms).
- Educatie en bewustzijn: Tot slot is het herstellen van vertrouwen niet alleen een top-down kwestie, maar ook bottom-up. Burgers digitaal mondiger maken – via onderwijs over hoe algoritmes werken, hoe je privacy kunt beschermen, welke rechten je hebt – is essentieel. Wanneer mensen beter begrijpen wat er op het spel staat, kunnen ze gerichtere eisen stellen aan politiek en bedrijven. Het wantrouwen dat nu heerst kan omgebogen worden als burgers merken dat ze serieus genomen worden en mee kunnen beslissen, en als ze zien dat misstanden daadwerkelijk leiden tot consequenties (bijvoorbeeld dat datalekken streng bestraft worden, of discriminerende algoritmes meteen van tafel gaan).
Conclusie
De strijd om de macht in het digitale tijdperk is in volle gang. We zien een delicate dans tussen het belang van innovatie en efficiëntie enerzijds, en de noodzaak van controle en bescherming van burgers anderzijds. Nieuwe technologieën hebben de potentie om onze samenleving rechtvaardiger, welvarender en duurzamer te maken – mits ze binnen kaders van recht en ethiek worden gehouden. Zonder die kaders kunnen dezelfde technologieën leiden tot een dystopie van alomtegenwoordige controle, verlies van autonomie en uitholling van rechten.
Nederland bevindt zich, net als vele democratieën, op een kruispunt. Schandalen als de toeslagenaffaire hebben pijnlijk duidelijk gemaakt dat blind vertrouwen in data en systemen gevaarlijk is. Tegelijk bieden de lessen daaruit de kans om het anders te doen: met meer transparantie, menselijkheid en rekenschap in digitale besluitvorming. Internationale trends tonen wat er gebeurt als het pendulum te ver doorslaat naar één kant – of het nu de kant is van staatstoezicht (China) of van ongecontroleerd marktmechanisme (Big Tech in de VS). De uitdaging is om een middenweg te vinden die technologische vooruitgang verzoent met democratische waarden.
Dat betekent soms nee zeggen tegen verleidelijke maar risicovolle innovaties, of op zijn minst paal en perk stellen voordat we ja zeggen. Het betekent dat slogans als “You will own nothing and be happy” niet als voldongen feit worden geaccepteerd, maar kritisch worden bevraagd: Wie bezit dan wél, en onder welke voorwaarden zijn wij gelukkig? Misschien moeten we de toekomst herformuleren: “We zullen díé dingen bezitten die essentieel zijn voor onze waardigheid en vrijheid, en we zullen delen wat efficiënt te delen valt, op een manier die iedereen ten goede komt.” Het herstellen van vertrouwen in instituties begint bij het herwinnen van zeggenschap. Dat vergt inspanning van politiek, bedrijfsleven én burgers. Maar de beloning is groot: een digitale samenleving die veilig, vrij en eerlijk is – waarin technologie geen doel op zich is, maar een middel dat in dienst staat van de mens.
Bronnen:
- Algemene Rekenkamer – Rapport gebruik van algoritmes door de overheid .
- NU.nl – Vertrouwen in de politiek op laagste niveau in tien jaar tijd .
- Reuters Factcheck – WEF does not have goal for people to own nothing by 2030 .
- NRC – Privacy grootste zorg bij digitale euro ; Opinie: controle op ECB achilleshiel digitale euro .
- NRC/Amnesty – Nederland heeft een algoritmewaakhond nodig .
- AP News – China’s social credit bars millions from travel .
- Reuters – Facebook says data of 87 mln users shared in Cambridge Analytica scandal .
- The Guardian – Big Tech en democratie in Europa .
- Wikipedia/WEF – Ida Auken’s 2016 essay over 2030 en de deeleconomie .
Reactie plaatsen
Reacties